Ik kijk naar de ring aan mijn hand.
Jij hebt de jouwe weggegeven. Voorlopig.
Ik glimlach om die voorlopigheid, sluit mijn ogen, en boetseer je gezicht.,
wil zacht je ogen voelen, maar het enige dat ik raak is lege lucht.
Je bent een illusie en net als elke realiteit anders is, ben jij er geen.
Je bent de fantasie in mijn hoofd, met het leven dat ik voor je heb gecreerd.
De herinneringen komen terug.
En het enigste wat ik me glashelder herinner
Zijn de scherven van ons geluk.
Hoe ze me sneden, telkens weer.
En hoe ik hield van je.
Ontzettend ongelooflijk en veel.
Misschien was het de illusie, de droom.
Die later voortleefde, tot je zelfs daar
Langzaam verdween, en verhuisde uit mijn hoofd,
Naar een huis een paar straten verderop.
Vergenoeg om de kleine stad groot te laten zijn
En je zelden te zien.
Behalve dan af en toe. Als ik ergens woorden lees,
Of een geur opvang, in een glimp je herken,
En je herinner.
Terwijl ik me afvraag of ik jou herinner,
Of de illusie.
(Een verhaal bij dit)