In een winderige woestijn loopt een horde journalisten uit een bus, richting Bedoein met de gouden muiltjes.
De man is de enige die zichzelf niet in deze gekte verliest. terwijl de hongerige journalisten een lading vragen over hem heen werpen.
De gids vertaalt ze geduldig.
‘Wat de man vond van de sancties van de UN na de oorlog?’
‘Wat de man deed tijdens de oorlog?’
‘Of hij zijn dictator een goeie man vindt?’
‘Wat hij ervan vindt dat zijn kamelen grazen in een radioactieve woestijn’
Ik glimlach terwijl de man antwoord en de gids vertaalt.
En ik kijk naar zijn mooie gouden muiltjes.
De man heeft een kudde van meer dan 100 kamelen en is bijgevolg van een zeer groot aanzien, en oneindig rijk.
ZIjn houding verradt zijn trotsheid.
En dat radioactiviteit onzichtbaar is, en hij nauwelijks kan lezen noch schrijven lijken de camera’s te vergeten.
Futiele vragen in deze immense woestijn.
De camera’s staan zich te vertrappelen om toch maar een ideaal standpunt te hebben en de fotografen kunnen een mooi portret volledig vergeten. Ten voeten uit is buiten de mogelijkheden, geen gouden muiltjes op de foto. Wel in mijn geheugen gebrand.
‘Of hij ook een vraag mag stellen’
De camera’s knikken, en een ingehouden stilte volgt.
De gids begint te blozen en start een reeks verontschuldigen naar de camera’s toe.
‘U moet begrijpen, de bedoeinen hebben een andere manier van leven dan ons’
‘Stel de vraag dan.’
De gids wijst naar de blonde geemancipeerde Duitse.
‘Hij vraagt of 5 kamelen genoeg zijn om die dame te kopen…’
(April 2002, Basra, Iraq)