Fictieve woorden

Nooit stoppende treinen

Terwijl in een roze waas de zon de aarde zachtjes aait, glijdt het landschap aan me voorbij.
Een roze olifantewolk rent doorheen de hemel.
Een deuntje van veel te lang geleden brengt me naar 10 jaar eerder en flitsen herinneringen doen me glimlachen.
‘You’re only dreaming, I think I can hear you say shut up. I hope your dream is in me, I hope your dream sets your free.’

Iemand staart me in mijn spiegelbeeld aan. 10 jaar later, het is een vreemde vaststelling de trekken in mijn gezicht te herkennen.
En in de bewegingen en andere soort van vastberadenheid te zien, minder dwingend dan vroeger. Rustiger, maar niet minder (on)zeker.
Een dame passseert, een parfum blijft hangen.
Jij blijft langskomen in teveel gedaantes.

Witte strepen snijden de hemel in geometrische vlakken, zichtbare en enige overblijfselen van tickets naar elders, verre bestemmingen en langverwachte dromen.
Je vertelde me in duizend gedaantes dat je wilde veranderen, dat je enkel je eigen verwachtigen wilde inlossen en nooit de regels wilde naleven.
En met iedere gedaanteverwisseling veranderde je angst en je bestemming.
Je tekende de route op mijn lijf, een vingerstreek lang. Elke keer opnieuw.

Dat ik verhalen wilde vertellen die bleven doorgaan als nooit stoppende treinen, langsheen oneindige landschappen, en opgaande zonnen, waar mensen elkaar leren kennen en hun brood delen, vertrouwde ik je toe.
Je glimlachte er al om, jaren geleden.

Intussen is de hemel het schouwspel geworden van een vurig spektakel, alsof de zon de aarde te lang heeft aangeraakt en die laatste erdoor in vuur en vlam is geschoten. De witte slierten vormen nu een vuurwerk dat te snel ontbrandt.
Mijn ogen zijn de enigen die blussen.

De trein stopt.
Een reis begint.