Een ander ogenblik, op de grens tussen ergens en elders staar ik naar de zee. Tussen het ruisen door begint een viool te spelen, op de achtergrond. Mozart, geloof ik. Al weet ik er geen snars van.
Als het concerto stopt, ga ik op de wind liggen en voel hoe die mij draagt. Nog even en ik kan zweven.
Achter mij worden mijn voetstappen uitgewist door de zee. Geen bewijzen meer, ik ben verdwenen.
Terwijl het zand over het zand kruipt, verdwijn ik iedere voetstap opnieuw.