Limiet van mijn kennis...

Verloren

Ze kijkt me aan.
En wat wil je dan van het leven?
Ik aarzel, antwoord hard.
‘Ik weet het niet.’

En ik weet het echt niet.
Al uren, dagen, maanden niet meer.
Ik zwem in een zee van onrust, en waar ik vroeger kon meedeinen op de golven, voel ik me nu eerder opgeslorpt worden in een te stevige draaikolk.

‘Je weet het niet, je zal het eens moeten weten. Je moet iets doen in het leven…’
‘Waarom?’
Ze kijkt me aan, verwonderd. ‘Omdat, omdat dat zo is.’
‘Waarom moet ik iets doen? Om welke reden? Wie zal me ervoor belonen, en zal dat genoeg zijn? Als ik morgen sterf, welk nut had het dan?’
Ik hoor mijn woorden vallen op de stenen vloer, ze klinken als een glas dat spat in duizend stukken.
De scherven raken haar.
‘Je kan toch niet niets doen, dat kan toch niet?’
‘Waarom niet?’
‘Daarom!’

Ik weet dat ik twijfelend aan alles, ook aan deze woorden twijfel, en verloren loop in het teveel aan vragen terwijl morgen op me afkomt als een alles verwoestende tsunami.

‘Laat me met rust’, schreeuwt het in mijn hoofd.
‘Wist jij het dan ook altijd?’
‘En waarom mogen we het tegenwoordig niet meer weten.
Waarom moet alles zo duidelijk omschreven zijn, zoals de tulpen op de vensterbank van het huis waarin we wonen, en prikklok op het werk die elk uur eens klikt, en de kras in de lak van de auto. En de grasmaaier in de tuin, die ronkend van plezier het wilde gras met de eerste bloemen verobert.’

Mijn woorden zijn op. Mijn onrust niet.
Schijnbaar kalm treed ik weg, woedend binnenin.

Wie ben ik?

Fictieve woorden

Vakantieherinnering

2939





Een vervolg op
dit

De realiteit is angst.

De realiteit is pijn.

De realiteit is gevoel.

Knijp in mijn arm en ik schreeuw.

Ik word niet wakker. Ik ben het al.

De huizen om mij blijven.

Vakantieherinneringen:

#1: De letters zijn intussen verdronken in de te diepe zee.

Vissen zullen onwetend woorden eten en niet verstaan.

Ze staart naar het diepe water, met daaronder, onzichtbaar, de vissen.

De boot snijdt langzaam maar zeker het water in twee

Tweestrijd ook in mij. Mocht ik, kon ik, dan zou ik. Alles en altijd.

Voor eeuwig.

Mijn ogen strelen,

Mijn handen wenen.

#2: De woestijn fluistert verhalen. De maan schrijft mijn naam.

Later wordt de stilte oorverdovend en de lucht vol van sterren die vallen,

Of soms, gewoon blijven staan.

Ik kijk naar het verleden dat zich boven mijn hoofd openbaart.

Wat ik zie is miljoenen jaren geleden.

En de zekerheid van de aanwezigheid van de sterren,

verandert in het onweten:

Dit alles is slechts een afspiegeling van een verder verleden.

Niets is wat het lijkt.

#3: Een bom is ontploft. Uren eerder al.

Ik heb van je gehouden vannacht. Liefgehad.

Maar alles was anders toen.

Altijd anders.

De realiteit is nu.

Fictieve woorden

Nagelaten bekentenis

Nagelaten bekentenis: ik deed een kruistocht in spijkerbroek, kuste 2 vrouwen, zag de witte stad, sliep onder het noorderlicht, reisde met de trein der traagheid, schreef een brief aan Boudewijn in de villa des roses, waagde me in de donkere kamer van Damocles, verwonderde me om de slinger van Faucault, en hoewel rijk, mijn verleden is onvoltooid.

Ik reisde de schaamte voorbij. Verliet het lege huis. En hoewel het afscheid pijnlijk was, het verlangen des te groter.

Ik wil de ontdekking van de hemel, alle wetten voorbij.

De echte vriendschap. De taal der liefde verstaan

Om misschien ooit een beter ik te worden.

Gemis.

Ik verliet de bibliotheek toen alle boeken uit waren.

De dame van de afdeling verwees me door, de hoek om, naar de ‘grotemensenafdeling’

En terwijl ik er de eerste keer langliep, de vinger zoals altijd glijdend over alle kaften, de gedachten pijnigend naar een glimp van de inhoud achter de vinger,de geur van papier opsnuivend, wist ik dat alles anders was.

Dat was het ook.

De verhalen veranderden, minder vrolijk, ernstiger. Dramatischer en veel meer liefde.

Echte liefde. Liefde die pijn doet.

Het lief dat meewandelde naar de bieb veranderde, eens blond en voetbalfanataat, later bruin en macho, nog later zacht en teder.

Soms kusten we op de stoeprand, soms tussen de boeken en de titels in, en in zeldzame momenten leesden we elkaar gedichten voor. Binnensmonds.

Het was een geheime ontmoetingsplek, en we konden zeggen ‘vrijdag, tussen Mulish en Nooteboom’

Uiteindelijk zijn de boeken gebleven.

Zonder ons.

En wij zonder elkaar.

De boeken.

Ze waren niet genoeg. Ze waren nooit genoeg.

Ze waren te kort.

En zelden ‘echt’ genoeg.

Altijd was er de pagina die alles eindigde, en mij terug in mij transformeerde.

En ik bleef over, alleen.

Dus nam ik een vliegtuig naar elders, op zoek naar het echte verhaal. Een stapel reisgenoten in mijn rugzak, in het geval de illusie een betere keuze zou zijn dan de realiteit.

Vanuit die realiteit schrijf ik vandaag.

(Een vervolg op dit bericht)

Fictieve woorden

Verloren.

Wat is het misschien meer dan
Het nooit dat zekerheid biedt
De twijfel waarin je me
Doet baden verbergt
Mijn naaktheid niet.

En terwijl ik dreig te verdrinken
In dit te diepe momentum
Bevries je met je glimlach
Dit ogenblik tot eeuwigheid

Uiteindelijk is het jij die wint
Vertel je me
Wat ik je vergat te zeggen
Is dat mezelf al lang in jou
heb verloren.

Fictieve woorden

Wit

white.gif

De woorden zijn verdwenen, verhalen die ik wou vertellen.
En terwijl ik letters op het scherm tot woorden probeer te toveren, om dan tot zinnen te verworden, is het de delete-toets die even later, ingedrukt, langzaam alle letters opeet.
Opvreet.
Wat overblijft is niets anders dan het wit van dit blad.
En plots het besef dat dit wit alles vertelt. Het hele verhaal.
Ik stop.
Laat het wit wit.