De maanden die daarop volgen, bleef ik je lezen met mijn handen.
Het gemakkelijkst was als je kippevel had. Dan zei ik ‘Je hebt het koud’.
En ik was altijd juist.
Andere dagen was het moeilijker en was het lezen een moeilijke taak.
Liefdesaanslag
Je slaat aanslagen liefde
op een toetsenbord.
Stuurt digitale kussen
doorheen kabels onder de oceaan
Onze gedachten glijden
op de schermen
voor onze ogen, tegelijk
1000den kilometers vandaan
Je pleegt een aanslag
op mijn hart, tikt
ongekende gevoelens wakker
totaal onverwacht.
Heden
Dat je enkel het heden leerde
En het verleden en de toekomst
pas later kwam,
Ik glimlachte.
Dat het vandaag wel ok was
Het gisteren niet meer
dan een hoopje melancholie,
en het morgen luchtkastelen fantasie
Het heden is een nuchter individu,
geen loze beloftes, geen gemiste kansen
geen kapotgeslagen dromen.
Gewoon, een ‘ik wil je’
‘Nu.’
Taal
Waar eerder de woorden
mijn mond overstroomden
en rolden als druppels
over jouw warme lijf
zijn het nu jouw zorgvuldig
gekozen zinnen
die langzaam geduldig
blijken te beminnen
Schijnbaar woordenloos
stom, slik ik zinnen in.
Zwijg ik wat te groot is,
en kus je, de stilte in.
Diepte
Dat de nacht
waarin we waadden
diep was, en ik verdronk
in diepere dieptes
Dat de woorden
die we spraken
vloeiden als wijn
en rivieren vormden
Dat we beiden naakt
de nacht doorzwommen
En later glimlachdronken
Elkaar dieper kusten.
Het missende gedicht
ik geef je vorm met mijn woorden,
jouw lichaam in taal.
schrijf met mijn vingers
het hele verhaal.
Wanneer ik je uitlijn
in de nacht,
een vinger strijk langsheen,
zacht.
Mijn hand leg op je heup,
en daar zachtjes duw,
langzaam hoper kruip
jouw tepel knijp, ruw.
En als ik veel later
mijn hoofd op je schouder vlei.
en mijn vingers in jouw vingers
gestrengeld de laatste zinnen
op je lijf geschreven,
je nog urenlang woordenloos
blijf beminnen.
Verloren.
Daar waar je
ogen blikt
en seconden later
het moment bevriest
Daar ben ik
mijn zinnen verloren.
Tussen stilte en een veelheid van woorden.
Nietsontzeggende stilte
Onaf…
De woorden puzzelen.
Al uren lang.
Ze passen niet.
Ik wou ze rond je leggen,
als een mooi kort kleedje
tot net onder.
En een halsuitsnijding
waar zelfs De Coninck
naar zou verlangen.
Dieper dan.
Dat ik dan zou schrappen.
Die ‘waar zelfs De Coninck
naar zou verlangen‘
En dat bijgevolg de halsuitsnijding woordenloos
niet kan dan
uiteenvallen.
En het korte kleedje
van je schouders glijden.
Ik zou staren
daar waar de puzzel zijn
houvast verloor.
En mijn handen vinden
zoals De Coninck:
perfect in het midden.
Gestold gevoel
Je streelt mijn gedachten.
Ik stol mijn adem
als jij ontastbaar
ongeschreven woorden
glimlacht
Aarzelen we dezelfde dingen?